Wereldhandel spelregels

Voorbereiding van het spel

De goederenkaarten worden goed geschud en op een gesloten (omgedraaide) stapel gelegd. De geldkaarten worden naast elkaar opengedraaid en op volgorde van 50, 100, 200, en 500 gelegd. Elke speler ontvangt in zijn hand:
- twee geldkaarten met waarde 0
- vier geldkaarten met waarde 10
- één geldkaart met waarde 50

Het spelverloop

Kies welke speler het spel mag beginnen en speel daarna met de klok mee.
De speler die aan de beurt is, heeft twee opties:
1. De bovenste kaart veilen
2. Of Wereldhandel aanbieden aan een medespeler

In het begin van het spel is alleen het veilen van een kaart mogelijk.
Pas wanneer twee spelers dezelfde goederenkaart bezitten, kan er Wereldhandel plaatsvinden.

1.Veilen


De speler die aan de beurt is, draait de bovenste goederenkaart om en is de veilingmeester. Alle andere spelers mogen nu, indien gewenst, een bod uitbrengen, waarbij elk nieuw bod steeds hoger is dan het vorige bod.
De veilingmeester zelf mag niet meebieden. Zodra er geen hoger bod meer komt, roept de veilingmeester "eenmaal, andermaal, verkocht."
De goederenkaart gaat naar de hoogste bieder, en de veilingmeester ontvangt het geboden bedrag. Alle gekochte goederenkaarten leg je altijd open voor je neer.

Stel: er is 60 geboden, dan gaat er 60 naar de veilingmeester en gaat de goederen kaart naar de speler toe.

Het kooprecht

De veilingmeester kan ook gebruikmaken van zijn kooprecht. In dat geval betaalt hij het geboden bedrag aan de hoogste bieder en ontvangt hij zelf de goederenkaart.

Het speelgeld

Speelgeld mag niet worden gewisseld. Als een speler niet gepast kan betalen, moet hij een hoog bedrag betalen. Als de speler met het hoogste bod het geboden bedrag niet heeft, laat hij al zijn geld zien, en wordt de veiling opnieuw gedaan.

Er is geen bod geplaatst

Als er tijdens de veiling geen bod wordt geplaatst, mag de veilingmeester de goederenkaart gratis aan zijn eigen verzameling toevoegen.

Bijzondere kaart "Boomkaart"

De boomkaart onderbreekt het spel wanneer deze wordt omgedraaid.
Elke speler ontvangt extra geld, afhankelijk van het aantal keren dat de kaart wordt omgedraaid.

De eerste kaart dat de ‘Boomkaart’‘ wordt omgedraaid ontvangt iedere speler 50, de tweede keer 100, de derde keer 200 en de vierde keer 500. Daarna wordt het spel weer voortgezet en mag er weer geboden worden.

Bijzondere kaarten "Detentie, Demurrage en Waterschade”

Wanneer een van deze 3 kaarten van de stapel wordt getrokken, is de veilingmeester verplicht om deze aan zijn of haar eigen stapel toe te voegen. Aan het einde van het spel wordt de score van de kaart afgetrokken van het totale puntenaantal per persoon.

2. Wereldhandel

Wereldhandel vindt plaats wanneer twee spelers dezelfde goederenkaart bezitten. De speler die aan de beurt is, kan de andere speler Wereldhandel aanbieden door geldkaarten blind op tafel te leggen en aan te geven welke goederen hij wil ruilen.

Hierbij mag gebluft worden. De speler mag bijvoorbeeld kaarten met geldwaarde ‘0’ op tafel leggen. Wanneer het bod van speler A op tafel ligt, heeft speler B (van wie de goederen zijn) twee mogelijkheden om daarop te reageren.

De eerste mogelijkheid is dat speler B een gesloten tegenbod op tafel legt.
In dit geval wisselen de spelers de geldkaarten om en bekijken het bod van de ander in het geheim. Degene die het meeste geld heeft ontvangen, staat de goederenkaart af. Als het bod en het tegenbod precies even hoog zijn, dan moet speler A opnieuw een bod aanbieden. Speler B mag dan weer beslissen hoe hij reageert. En als dan het bod weer even hoog is, moet speler B de goederenkaart gratis aan speler A afstaan.

Je kan het bod ook gelijk aannemen, zonder dat je een tegenbod doet. Als de spelers twee kaarten van dezelfde goederen bezitten, dan wordt er altijd op beide kaarten geboden. Eén iemand heeft dus aan het einde van die Wereldhandel het kwartet compleet. Als de ene speler 1 kaart heeft van de goederen, en de andere speler twee, dan wordt er op 1 kaart geboden.

Het einde van het spel

Als er geen goederen meer zijn om te veilen, wordt er alleen nog gehandeld tussen de spelers. De speler die als enige complete kwartetten heeft, en dus niet kan handelen, wordt overgeslagen. Het spel gaat door totdat alle kwartetten compleet zijn, waarna de puntentelling plaatsvindt.

Puntentelling

1. Tel de waarden van je kwartetten (het getal dat op de 4 kaarten staat) bij elkaar op
2. Vermenigvuldig dit getal met het aantal kwartetten dat je verzameld hebt

Voorbeeld:
Wanneer je 2 kwartetten hebt, de uien van 90 punten en de kazen van 650 punten, tel je de score bij elkaar op (740 punten) en vermenigvuldig je dat met 2 (omdat je 2 kwartetten hebt). Dus heb je een eindaantal van 1480 punten. Indien je één van de demurrage-, detentie- en waterschadekaarten kaarten hebt getrokken trek je die van het eindaantal af.

De speler met de meeste punten wint het spel.